Een poos geleden kreeg ik mooie felicitaties voor ‘Het jongetje dat de messen telde’ van Claude Croes, burgemeester van Deerlijk. Toevallig speelt er in mijn debuutroman eveneens een burgervader een rol, hij is namelijk de biologische vader van het jongetje. Er is voor alle duidelijkheid geen enkel verband tussen de burgemeester in het boek en de huidige burgemeester van het dorp waar ik de eerste zeventien jaar van mijn leven sleet.
Op de boekvoorstelling onderstreepte ik dat mijn roman als geheel fictie is, maar dat de bouwstenen ervan van drieërlei aard kunnen zijn: of autobiografisch, of een product van de verbeelding, of het resultaat van kennisoverdracht. De burgemeesters uit mijn kindertijd waren Albert Windels en Roger Terryn, brave lieden die bij mijn weten geen bastaardkinderen op dit ondermaanse hebben rondlopen.
In de roman die zich voltrekt op een denkbeeldige locatie, zitten slechts twee subtiele verwijzingen naar mijn geboortedorp: Cultureel Centrum Klimop (d’Iefte) en de naam van de apotheek (ververij Ovelacq). De fantasie is een grillig beestje. Misschien is ‘mijn burgemeester’ wel grotendeels geïnspireerd op Modest (Meneer de Burgemeester uit ‘Samson en Gert). Acteur Walter de Donder werd in het echt burgemeester van Affligem. Wat me doet denken aan Volodymyr Zelensky, de president van Oekraïne. Een functie acteren vooraleer die daadwerkelijk uit te oefenen. Is een beetje zoals vadertje en moedertje spelen… Plopperdeplop!
Kommentare